Bekijk het volledige blog op www.tweegamedica.nl

zondag 7 september 2008

Een verschil maken

Wanneer ik ’s avonds of ’s nachts gebeld wordt vanwege een patiënt die ik moet zien, gaat het gesprek vaak als volgt:
Hallo? Good evening doctor, how are you doing? I am doing fine, how are you? I am fine too doctor. How is your wife? Also fine. How is your son doing? He is also doing fine. How can I help you? Doctor we have a small problem here. Maybe you can review a patient?

Dit is de gebruikelijke manier om de ‘hoofddokter’ te bellen, wat tot een bijzondere situatie leidt wanneer dezelfde verpleegkundige je meerdere keren in dezelfde dienst belt. Het maakt overigens niet zoveel uit waarvoor ik gebeld wordt. Een bevalling met foetale nood; een diabetisch coma of een eenvoudige medicatie vraag worden bijna altijd op dezelfde manier geïntroduceerd.
Maar recentelijk werd ik voor het eerst gebeld zonder de gebruikelijke ‘habari’ beleefdheidsgroeten. “Dakatari! Tunahitaji wewe katika minor theatre haraka-haraka” werd er aan de telefoon geroepen. Haraka betekent ‘snel’; en haraka-haraka betekent dus ‘heel snel’. Snel m’n kleren aanschieten en rennen dacht ik, er zal wel echt iets mis zijn. In minor theatre bleek het inderdaad een totale chaos te zijn met tientallen zwaargewonden.
Een grote groep jongemannen was die middag stenen aan het afgraven geweest. Toen aan het einde van de dag de laadbak helemaal volgeladen was met stenen, waren alle mannen er bovenop geklommen om zo een lift te krijgen terug naar het dorp. Een bocht werd echter te snel genomen en de ramp was niet meer te overzien. Vier jeeps die in de buurt waren, werden volgepropt met alle gewonden en reden zo snel als de weg het toeliet naar Wasso waar ze vier uur later aankwamen.
Christianaanhetopereren


Mijn Congolese collega was op verlof, dus ik zou het alleen moeten doen met een Nurse Practitioner, zes verpleegkundigen en een radiologie assistent in het hele ziekenhuis. Het is wel interessant wat wel goed gaat en wat niet gaat: de verpleegkundigen bleken veel beter te kunnen hechten dan wat ik eerder van ze gezien had, maar het maken van een overzichtelijke triage was er niet bij. De verlosafdeling was gelukkig zo goed als leeg, dus die vormden we tijdelijk om tot ‘trauma afdeling’. Het was ook wel bijzonder om te merken in welke mate je een reflexmatig gevoel voor ‘pluis en niet pluis’ ontwikkelt. Het enige diagnostische criterium voor de eerste patiënten die een operatie kregen was alleen een vlugge palpatie van de buik. De operaties zouden elkaar blijven opvolgen de volgende dagen. Veel snijwonden, veel gebroken armen en benen, een klaplong, een miltruptuur en twee amputaties werden het thema. Sommige problemen nog nooit eerder gedaan, zoals de milt die in twee stukken in een plas met bloed in de buik dreef; maar goed, je doet wat je denkt te moeten doen en uiteindelijk heeft iedereen die het ziekenhuis gehaald had, het er redelijk tot goed van afgebracht.

Maar snijwerk is niet het enige wat ik hier doe; het merendeel van de patiënten komt met een ziektebeeld wat in Nederland bij de interne geneeskunde zou aankloppen. Het merendeel zijn patiënten met infectieziekten, maar af en toe komen er ook patiënten binnen met een typisch ‘westers’ ziektebeeld die in Nederland heel normaal, maar hier zeldzaam zijn. Onlangs hadden we een jongen van een jaar of 16 opgenomen – ze weten zelden hun echte leeftijd – met type 1 Diabetes. Een van de redenen dat type 1 suikerpatiënten hier zo weinig voorkomen is de ‘eenvoudige reden’ dat ze bijna altijd een maar heel kort leven geschonken zijn. Ook Kinanda was al eigenlijk door de verpleging opgegeven. Natuurlijk wisten we hem met insuline vrij snel uit zijn coma te halen. Maar hem met een goede behandeling ontslaan was tot nu toe niet gebeurd.

ChristianmetKinandaenmoeder
We zijn het maar stap voor stap gaan aanpakken. Eerst Kinanda en zijn moeder maar eens uitgelegd wat suikerziekte is en hoe de behandeling werkt, want die moeite had niemand nog genomen bij eerdere opnames. Vervolgens aan Kinanda geleerd hoe hij zichzelf kon injecteren; maar daarbij kwam het volgende probleem al snel om de hoek kijken; Kinanda kon niet lezen of schrijven. En dus ook niet lezen hoeveel hij moest injecteren van welke soorten insuline. ‘Even’ leren lezen en schrijven was een beetje te hoog gegrepen, maar door met kleuren te werken kon hij makkelijk de snel en de langzaam werkende insuline soorten uit elkaar houden (combinatiespuiten bestaan hier niet). Maar voor de verschillende hoeveelheden zou hij toch cijfers moeten leren te herkennen. Kinanda sprak helaas geen Engels of Swahili, enkel Masai. Maar gelukkig hadden we op hetzelfde moment een Masai op de afdeling liggen die wel cijfers kon schrijven en het aan Kinanda kon uitleggen. Zelf lag hij voor een flink aantal weken met een tractie op de afdeling voor zijn bovenbeensfractuur; enige afleiding was voor hem dus ook wel welkom. Ook voor het laatste obstakel hadden we wat fantasie nodig: insuline preparaten moet je normaal koel bewaren, maar dit is in een hutje op de Serengeti niet vanzelfsprekend. Een aardewerken pot gevuld met zand en water en de schaduw van de hut met daarin een plastic zakje met de medicijnen zou de oplossing hiervoor worden. Omdat Kinanda heel erg onregelmatig in zijn insulinebehoefte was, hebben Mariska en ik voor hem een glucose-meter gekocht. Omdat de strips te duur zijn voor zijn familie, subsidiëren we de strips voor hem voor driekwart van de eigenlijke prijs.

Soms is het wel moeilijk om hier te zijn. En dan niet alleen voor ons zelf, ook bijvoorbeeld voor onze familie die ons al een jaar moet missen en Quinten nog nooit hebben gezien… Maar op momenten zoals ik hierboven beschreef realiseren we ons goed dat we voor veel mensen wel een verschil maken – en niet zelden tussen leven en dood.